Het Burgerlijk Wetboek definieert de arbeidsovereenkomst als een overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt in dienst van de werkgever tegen betaling van loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. “In dienst” betekent dat er een gezagsverhouding bestaat tussen de werkgever, die aanwijzingen kan geven over het werk, en de werknemer. De werkgever hoeft geen gebruik te maken van zijn aanwijzingsbevoegdheid. De inhoud van een overeenkomst moet voldoen aan de omschrijving van een arbeidsovereenkomst. Niet van belang is of partijen de bedoeling hadden een arbeidsovereenkomst aan te gaan.
De vraag in een procedure was of er een gezagsverhouding bestond tussen een voormalige medeaandeelhoudster en de vennootschap waarvoor de voormalige medeaandeelhoudster arbeid heeft verricht. De vennootschap betaalde nog steeds loon. De aandelen van de vennootschap waren in handen van de echtgenoot en twee zoons van de voormalige medeaandeelhoudster. Na een geschil tussen de aandeelhouders verrichtte de voormalige medeaandeelhoudster geen werkzaamheden meer. Volgens de rechtbank ontbrak de voor een dienstbetrekking vereiste gezagsverhouding. Al voor het ontstaan van het geschil tussen de aandeelhouders heeft de voormalige medeaandeelhoudster nauwelijks werkzaamheden verricht, verbleef zij langdurig in het buitenland en vulde zij haar werktijden en vakanties naar eigen inzicht in. Dat verhoudt zich niet met een gezagsverhouding.