Aanpassing diverse uitvoeringsregelingen

De staatssecretarissen van Financiën hebben via de eindejaarsregeling diverse uitvoeringsregelingen op het terrein van de directe en de indirecte belastingen, het formele belastingrecht en het invorderingsrecht gewijzigd. De wijzigingen vloeien onder meer voort uit het Belastingplan 2021, de Wet differentiatie overdrachtsbelasting en de Wet bronbelasting 2021. Daarnaast is een aantal zelfstandige wijzigingen in de uitvoeringsregelingen aangebracht en zijn redactionele verbeteringen doorgevoerd. Enkele belangrijke wijzigingen worden hierna toegelicht.

30%-regeling

Uit het buitenland aangeworven werknemers met een bijzondere deskundigheid kunnen onder voorwaarden gebruik maken van de 30%-regeling. Een van de voorwaarden is dat de werknemer moet voldoen aan het looncriterium van de 30%-regeling. Een eventuele loonsverlaging als gevolg van het opnemen van ouderschaps- of zwangerschapsverlof blijft buiten beschouwing. Dat geldt sinds 1 juli 2020 ook voor het opnemen van aanvullend geboorteverlof, adoptieverlof en pleegzorgverlof.

Niet-coöperatieve rechtsgebieden

Anguilla, Barbados, Palau, Panama en de Seychellen zijn toegevoegd aan de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Oman is van deze lijst afgehaald. Deze mutaties zijn verwerkt in de Nederlandse lijst.

Woonlandfactor

In de bijlage bij de Uitvoeringsbeschikking Vpb 1971 en de Uitvoeringsbeschikking Dividendbelasting 1965 is de woonlandfactor voor het Verenigd Koninkrijk vervallen.

Giftenaftrek en ANBI’s

Twee verbeteropties voor de giftenaftrek en de regeling voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) zijn ingevoerd. De waarde in het economische verkeer van giften in natura wordt vermeld in de onderhandse akte van schenking. Een van de voorwaarden waaraan een instelling moet voldoen om als ANBI te worden aangemerkt is de liquidatiebepaling. Deze bepaling houdt in dat het overblijvende vermogen van een ANBI na opheffing moet worden besteed aan een ANBI met een soortgelijke doelstelling. De eis van een soortgelijk doel is voor reguliere ANBI’s vervallen. Alleen voor culturele ANBI’s blijft deze eis bestaan.

Nultarief reizigersbagage

Leveranciers kunnen het nultarief voor de omzetbelasting toepassen bij leveringen van goederen aan personen die buiten de Europese Unie wonen. De koper moet de EU binnen drie maanden na de aankoop hebben verlaten, met deze goederen in zijn persoonlijke bagage. De huidige regeling is arbeidsintensief omdat de koper bij het verlaten van de EU het gekochte goed en de factuur aan de douane moet kunnen tonen. De douane moet de factuur aftekenen voor uitvoer, waarna de koper de factuur aan de verkoper moet terugsturen om het in de aankoopprijs begrepen btw-bedrag terug te kunnen krijgen. De verkoper kan vervolgens het btw-nultarief toepassen op deze levering. Dit proces is vereenvoudigd door de mogelijkheid van geautomatiseerde afhandeling door de Nederlandse douane. Als aan de voorwaarden voor geautomatiseerde afhandeling is voldaan kan fysieke aftekening van de factuur achterwege blijven.

IACK en co-ouderschap

Een van de voorwaarden voor toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is de inschrijvingseis. In het geval van co-ouderschap kunnen beide ouders recht hebben op de IACK.  Omdat een kind niet op beide adressen van de ouders kan staan ingeschreven, wordt geacht te zijn voldaan aan de inschrijvingseis zolang sprake is van co-ouderschap. De Hoge Raad heeft bepaald dat beide ouders recht hebben op de IACK als zij de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen in een ander repeterend ritme dan bij een verblijf van doorgaans ten minste drie gehele dagen per week in beide huishoudens. De uitvoeringsregeling is hieraan aangepast. Om tot beide huishoudens te kunnen behoren zijn drie aspecten van belang:

  1. het verblijf (de zorg voor het kind) is gelijkelijk verdeeld tussen beide co-ouders;
  2. dit gebeurt volgens een repeterend ritme; en
  3. het verblijf bij een ouder is niet bijkomstig.

De gelijke verdeling wordt per kalenderjaar beoordeeld. Het kind moet gedurende 156 dagen per kalenderjaar bij elk van de co-ouders verblijven.

Bron: | besluit | Nr. 2020-0000246185, Stcrt.2020, 64029 | 30-12-2020