In hoger beroep heeft Hof Den Haag de beschikking tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst door de kantonrechter bevestigd. Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat de ontbinding had moeten plaatsvinden op de zogenaamde combinatiegrond. Volgens het hof heeft zich in deze zaak een combinatie van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding voorgedaan. Geen van beide ontslaggronden volstond echter voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Door de combinatie van ontslaggronden kan van de werkgever niet langer worden gevraagd dat hij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de ontbinding gebaseerd op disfunctioneren.
Volgens het hof was de werkgever al langere tijd ontevreden over het functioneren van de werknemer. Geruime tijd zijn er wekelijks gesprekken gevoerd tussen de werknemer en zijn leidinggevende waarin het functioneren van de werknemer aan de orde is geweest. Van een formeel verbetertraject was pas veel later sprake. Volgens het hof is lang onduidelijk gebleven welke concrete verbeteringen de werkgever van de werknemer verlangde. Het hof vond het niet verrassend dat het formele verbetertraject niet succesvol is geweest. Door het ontbreken van een afdoende verbetertraject zag het hof in het disfunctioneren van de werknemer geen voldragen ontslaggrond.
De door de werkgever aangevoerde verstoorde arbeidsverhouding is volgens het hof veroorzaakt door het feit dat de werknemer niet naar behoren functioneerde. Daarom is de verstoorde arbeidsverhouding geen zelfstandige ontslaggrond en onvoldoende voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De combinatie van deze twee onvoldragen ontslaggronden volstaat wel voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het hof heeft gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om bij een ontbinding op de combinatiegrond een (aanvullende) vergoeding toe te kennen ter hoogte van maximaal 50% van de transitievergoeding.