Volgens het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van omstandigheden die van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De kantonrechter is bij de beoordeling van een dergelijk verzoek niet gebonden aan de in het Burgerlijk Wetboek opgesomde gronden voor ontbinding, die gelden bij een werkgeversverzoek. Gelet op het grondrecht van vrije arbeidskeuze dient een verzoek tot ontbinding van de werknemer in beginsel gehonoreerd te worden.
Een werknemer was werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van twaalf maanden. De arbeidsovereenkomst bevatte geen tussentijds opzegbeding. De werknemer wilde desondanks de arbeidsovereenkomst tussentijds beëindigen, maar de werkgever wilde daar niet aan meewerken. De werknemer diende daarop een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in bij de kantonrechter.
De kantonrechter wees het verzoek toe. Gezien de door de werknemer ervaren verstoorde arbeidsrelatie ontbrak het perspectief op een zinvolle voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Daarmee is de noodzaak voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst gegeven. De verzoeken om toekenning van een transitievergoeding en een vergoeding ter hoogte van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd wees de kantonrechter af.
De kantonrechter wees wel het verzoek van de werkgever om schadevergoeding toe. De werknemer diende aan de werkgever twee maandsalarissen inclusief vakantietoeslag te betalen. Omdat de kantonrechter de werkgever een vergoeding toekende, kreeg de werknemer twee weken de tijd om zijn verzoekschrift in te trekken.