Het instructierecht van de werkgever houdt in dat de werkgever voorschriften mag geven over het verrichten van de arbeid en de bevordering van de goede orde in de onderneming. De werknemer dient zich aan deze voorschriften te houden. Als het instructierecht een inbreuk maakt op een grondrecht van de werknemer is de vraag of deze inbreuk gerechtvaardigd is. Voor beantwoording van deze vraag moet worden onderzocht of de instructie een legitiem doel dient en of zij een geschikt middel is om dat doel te bereiken. Voorts moet worden onderzocht of de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer in verhouding staat tot het belang van de werkgever bij het bereiken van het beoogde doel en of de werkgever dat doel redelijkerwijs op een minder ingrijpende wijze kon bereiken.
De kantonrechter heeft beslist dat een werkgever met een beroep op zijn instructierecht een mondkapjesplicht mocht instellen voor zijn personeel. De draagplicht gold binnen de panden van de werkgever. Volgens de kantonrechter dient de mondkapjesplicht twee legitieme doelen. Ten eerste is de werkgever wettelijk verplicht de individuele belangen van zijn werknemers te beschermen door zorg te dragen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Dit brengt met zich dat de werkgever verplicht is te doen wat nodig is om besmetting van de werknemers op de werkvloer met het coronavirus te voorkomen. Ten tweede moet de werkgever zijn bedrijfsbelang beschermen, omdat hij een loondoorbetalingsverplichting heeft bij ziekte. Hoewel over de effectiviteit van het mondkapje wordt getwist, is het een maatschappelijk aanvaard middel. De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever mocht uitgaan van het nut van het dragen van een mondkapje, ook al omdat de instructie is gegeven op advies van de branchevereniging.
De werknemer, die de mondkapjesplicht bestreed, had geen medische of psychologische beperkingen waardoor hij geen mondkapje zou kunnen dragen. Omdat de werknemer de instructie van de werkgever niet wilde opvolgen, oordeelde de kantonrechter dat de werkgever bevoegd was om de loonbetaling aan de werknemer op te schorten en hem de toegang tot het werk te ontzeggen zolang hij de instructie niet wenste op te volgen.